Het knolgewas suikerbiet wordt gezaaid in maart/april en geoogst gedurende de bietencampagne september t/m januari. 1 hectare bestaat uit circa 90 ton suikerbieten; hiervan kan 15000kg suiker worden gewonnen. Door het grote bladoppervlak en snelle groei neemt een suikerbiet veel koolzuurgas op uit de atmosfeer, deze wordt omgezet in zuurstof. 1 ha suikerbieten produceert evenveel zuurstof , afgegeven aan de atmosfeer, als 4 hectare oerbos.

Snijmaïs wordt geteeld als energierijk veevoeder. Maïs gedijt het beste in een warm klimaat. In Nederland kan deze plant in de periode van mei tot oktober geteeld worden. In oktober, als de plant met maiskolf rijp is, wordt de gehele plant gehakseld, in een kuil (sleufsilo) verdicht en tenslotte luchtdicht ingepakt met landbouwfolie. Op deze wijze is de maïs minimaal 1 jaar houdbaar. In combinatie met de overige producten in het rantsoen telen wij 1 hectare snijmais per 12 dieren.De akkers worden in het voorjaar bemest met stromest uit onze potstallen. Stromest bevat belangrijke voedingsstoffen voor de plant zoals stikstof en fosfaat. Na aanvoer op de akkers zorgt het voor een verhoging van het organische stof gehalte in de bodem. Samen met de gewasresten op de akker ontstaat een vruchtbare en humusrijke toplaag. Door deze humuslaag wordt uitspoelen (wegzakken) van de mineralen in de bodem extreem beperkt. Dit is een ideale bodemvoorwaarde voor een optimale gewasteelt

De granen op onze akkers worden als eiwitrijk voeder in geplette vorm verstrekt aan het vee en dienen tegelijk als geschikt voedsel en beschutting voor de korenwolf als inheemse en bedreigde diersoort in Zuid-Limburg.

Kringlooplandbouw
Door een combinatie van akkerbouw, agrarisch natuurbeheer en vleesveehouderij kan een groot deel van het voer (o.a. mais, granen en luzerne) voor het vleesvee binnen het eigen bedrijf worden geteeld en wordt tevens de vaste stromest gebruikt voor de bemesting van de akkerbouwpercelen. Het stro dat wordt gebruikt voor het dagelijks instrooien van de stallen voor het vleesvee wordt voor een deel geteeld binnen het eigen bedrijf en daarnaast aangekocht in de directe omgeving. Op deze wijze blijven de transportafstanden beperkt, hetgeen bijdraagt aan een lagere CO2-footprint.